DEATH VALLEY


Zonsondergang in Death Valley gefilmd door Jona.


Zowel het hotel als het restaurant in Bakersfield ademden een niet te weerleggen weemoedige sfeer van eind jaren ’70, begin jaren ’80 uit. Het kamerbreed tapijt met psychedelisch motief, de gordijnen en bedspreien met dito print, de inrichting van het resto… alles doet vermoeden dat hier gisteren nog mensen rondliepen met reuzenbakkebaarden, hemden met hilarisch grote punten en boeken met pijpen waaruit men vandaag de dag gemakkelijk een andere broek kan maken. We eten wél voor geen geld. Op het menu o.a. lekkere gegrilde steak: Carlo en ikzelf beperken ons tot 200 gr, Frankie, Stef, Flip en Staf wagen zich aan het dubbele! Voor de maaltijd drinken we een pintje, zelfs een tweede. Een derde was moeilijk omdat we al door de voorraad van de keet zaten. Té grote dorst of te kleine voorraad… wie zal het weten. Eén ding is zeker: de andere gasten in dit resto zwelgen hun maaltijd naar binnen met grote bekers frisdrank die bovendien gratis worden bijgevuld als ze leeg zijn.

We houden een eerste stop in de Murray Family Farms, net buiten Bakersfield. We willen nu echt wel zelf het fruit proeven dat in deze valleien wordt geteeld. Eén van de dames vertelt ons dat hun kwekerij resoluut voor de bioproductie gekozen heeft. Verder beweert ze dat de plantages van Californië zouden instaan voor 90% van de wereldproductie fruit. Moeilijk te geloven… vermoedelijk klopt dit wél voor de wereld die ze zelf kent maar zou ze ooit hebben gehoord van Haspengouw in België of de uitgestrekte citrusplantages in Spanje?

Op de autosnelweg richting Utah verandert het landschap stilaan. De vruchtbare plantages maken plaats voor open vlaktes waar enkel dorre struiken en cactussen staan. De dame aan de kassa in de Murray Farm verwittigde ons: “It is going to be hot out there! 120°”! (50° C.) Ook nu zorgt de DJ voor het juiste nummer: Highway to Hell!

 

Na een bos van duizenden en duizenden windmolens in Mojave passeren we de luchtmachtbasis van Edwards. Het enige wat op deze vlaktes staat zijn hectaren zonnepanelen! Na een poosje beginnen we door te hebben dat hier wel inderdaad niets is! Flip bevestigt: “We rijden al 9 mijl rechtdoor zonder iets of iemand te zien, zonder bebouwing of enig teken van leven.” Voor we definitief de Death Valley binnenduiken besluiten we onze lunch te kopen in een Walmart. 

De winkelketen is 24/24 open en dit 7 dagen op 7. Het blijkt een attractie op zich te zijn. De winkel is minstens even groot als een voetbalveld. Alles blijkt hier in verhouding te staan tot de oppervlakte van de winkel: de pizza’s zijn karrenwielen groot, melk wordt verkocht in kruiken van 5 liter en de ribbetjes zijn hier niet van varkens maar van runderen. Filip introduceert ons tot het begrip Walmartians… mensen die veelal dezelfde proporties hebben als hun favoriete winkel. “Marginalen” vertelde Flip ons… ik moet toegeven dat ik na een korte boodschappenronde eigenlijk zelf al als Walmartian kan worden bestempeld. Ik diende namelijk mijn kassaticket uit de vuilbak te gaan zoeken want zonder kon ik de winkel niet verlaten!

De weg naar Death Valley slingert tussen de bergen, hier en daar staan wat huizen bij elkaar, de helft blijkt verlaten. Hoe zou een mens in zo’n omgeving trouwens kunnen leven? In the middle of nowhere staat een fabriek: ze ontginnen de (sodium) mineralen die hier in de bodem te rapen vallen. Ze geeft werk aan de moderne goudzoekers die deze extreme condities trotseren om in deze fabriek nauwelijks het eigen ontgonnen zout terug te winnen voor hun patatten. Il faut le faire.

Waar deze half verlaten dorpen iets desolaats en deprimerends hebben, zijn de vlaktes van de Death Valley majestueus. De vergezichten zinderen van de hitte, zo ver we kunnen kijken zien we enkel zand, stenen, rotsen. Leven is hier effectief onmogelijk. Als fata morgana’s zien we plots mensen verschijnen al lopend. Zien we dit effectief wel goed? Een aantal gekken neemt vandaag deel aan de Death Valley Run: 271 km in de ondragelijk hitte van de woestijn. Waarom doen ze dit? De hitte is zo groot dat een verkeersbord de chauffeurs aanraadt de airconditioninginstallatie uit te schakelen om oververhitting van de motor te vermijden! Buiten slangen, schorpioenen en een paar woestijnratten kan niets hier overleven. 

Na een half uurtje rijden arriveren we aan de Stovepipe lodge waar we overnachten. We vinden het allemaal gewoon te cool om midden in de woestijn te blijven overnachten, hoewel cool hier met een serieuze korrel "Death Valley- zout" worden genomen. Het is nu 48°.

 

We kunnen pas inchecken om 16 uur, tijd dus voor een pintje. De barman doet zijn uiterste best ons te negeren en schenkt ons uiteindelijk met manifeste tegenzin toch een biertje. Wie dacht de schorpioenen het venijnigste specimen is dat hier rondkruipt heeft het mis! Het is Steve, de beestenkop van een barman.

Het saloon is in onvervalste cowboystijl met grote bar, zware houten balken dragen het plafond. Op de plaats waar volgens Flip vroeger een oerlelijk schilderij van een plaatselijke pin-up hing is er nu plaats gemaakt voor een grote spiegel. Toch merken we achter zonneblinden tegen de wand een de gouden rand van een kader uitkomen en vragen aan de barmaid het fameuze schilderij te onthullen. Ze weigert. Blijkbaar moet de Amerikaanse versie van de overbekende “Fallen Madonna with the big Boobies” zedelijk verborgen blijven tot 21.30 u. wanneer de kinderen gaan slapen zijn.

 

Ondertussen is de halve bende aan het poolen geslagen. A lazy afternoon in Death valley’s Stove Pipe saloon! Om 16.00 u. checken we in en gaan ons onmiddellijk omkleden. Waarom dan? Omdat in deze lodge in het midden de heetste woestijn ter wereld een zwembad is! Dit mogen we onder geen beding missen!

Ondertussen is een hete woestijnbries komen opzetten. Ik begin te begrijpen wat alle bomma’s moeten voelen als met hun veel te strak opgerolde krulspelden op hun vermiljoenrood aangelopen koppen hun vrijdagmiddag doorbrengen onder de haardroger bij de kapper. Là aussi, il faut le faire!

 

De avond brengen we door in de schommelstoelen op het terras voor onze lodge. De ondergaande zon flirt met de bergen en geeft een lichtspektakel dat ronduit niet kan worden beschreven. Frankie, Flip en ikzelf beslissen het avondmaal aan ons te laten voorbijgaan. Dit is te mooi, we willen geen moment missen.